Breng uw dochter, zoals elke donderdag, naar haar blokfluitles. Blijf, omdat het geen zin heeft om heen en weer te rijden naar huis, een koffie drinken in ’t stad. Doe eerst nog enkele boodschappen, bestel tegen kwart voor zes een koffie in de Izy. Krijg meteen daarna een berichtje van uw dochter dat haar les wat vroeger gedaan is, en of ze naar u in de Izy komt. Ga daar meteen mee akkoord, vraag haar welke koffie ze wil. Bestel de koffie. Wacht op uw dochter. Krijg de bestelde koffie. Zie nog geen spoor van uw dochter. Stuur een berichtje met de vraag of alles oké is en of ze de weg vindt, want ge kent uw dochter zo’n beetje. Krijg een berichtje terug dat ze verloren is gelopen (Voor de Gent-kenners: tussen de Poel en de Groentenmarkt, de volle drie straten, zijnde de Drabstraat, de Hooiaard en een stukje Groentenmarkt). Bel haar. Vraag waar ze ergens is. Hoor dat ze daar geen flauw idee van heeft, want anders was ze niet verloren gelopen. Vraag haar of ze bekende winkels ziet. Krijg geen antwoord. Vraag haar of ze andere herkenningspunten ziet. Krijg eerst stilte, dan een aarzelende “Euh, niet meteen”. Wacht nog even. Hoor hoe ze plots uitroept dat ze naast het Gravensteen staat. Vraag u sterk af hoe ze dat kon gemist hebben.
Zeg haar dat ze de tramlijn moet volgen want dat gij naar buiten komt en wat verderop op diezelfde tramlijn staat. Hoor haar vertwijfeling wanneer ze zegt dat daar meerdere tramlijnen liggen. Zie net een tram uw richting uit komen. Zeg haar dat ze die tram moet volgen. Zie haar lopen. Zwaai als een halve gek en zeg dat ze moet terugzwaaien. Hoor hoe ze zegt dat ze u niet kan zien omdat er mensen tussen lopen. Antwoord haar dat dat niet kan, want als gij haar kunt zien, moet zij u ook kunnen zien.
Hoor haar in de lach schieten, zie haar zwaaien. Begroet haar wanneer ze bij u is. Geef haar haar koffie, zeg dat ze toch een legendarisch slecht richtingsgevoel heeft. Hoor haar dat volmondig beamen.
Zucht eens diep.