Kom rond 23.00 uur thuis van een avondje uit. Merk hoe uw zoon op hetzelfde moment thuiskomt. Geef hem een knuffel, hoor hoe hij gaat slapen. Zeg slaapwel. Blijf zelf wel nog op omdat ge nog niet echt moe zijt en uw echtgenoot ook nog niet thuis is. Merk hoe uw echtgenoot thuiskomt rond een uur of één, ga samen slapen. Hoor op dat moment dat de douche van de kinderen stroomt. Ga niet-begrijpend kijken. Merk hoe uw zoon om één uur ’s nachts staat te douchen. Vraag hem waarom hij in hemelsnaam doucht op dat uur, als hij al anderhalf uur geleden gaan slapen is. Hoor – hij staat achter een douchegordijn – hoe hij stellig verklaart dat het acht uur ’s morgens is en hij dus moet opstaan. Antwoord dat het wel degelijk één uur ’s nachts is en dat het donker is buiten. Hoor hem stamelen: “Nee, het is al ochtend”. Hoor hoe hij duidelijk verward is. Zeg hem dat hij uit die douche moet komen, zich afdrogen en in zijn bed moet kruipen. Ga terug naar uw badkamer. Hoor een luttele tien seconden later zijn slaapkamerdeur dicht gaan. Ga toch even checken of hij zich wel degelijk heeft afgedroogd. Merk dat hij al slaapt.
Bedenk dat ge wel al gehoord hebt van slaapwandelen, maar nog niet van slaapdouchen.
Schud uw hoofd. Zucht eens diep.